Kruisband revalidatie zonder operatie

Stabiliteit van de knie komt tot stand door drie componenten: passieve stabiliteit door banden en gewrichten, actieve stabiliteit door spieren en door de propriocepsis. Een kruisband is onderdeel van de passieve stabiliteit. Na een kruisbandruptuur kan worden gekozen voor een conservatief beleid. Dit betekent dat er geen reconstructie plaatsvindt. De passieve stabiliteit is verminderd, omdat er geen kruisband meer in de knie zit. Tijdens het conservatieve traject(kruisband revalidatie zonder operatie) zullen de andere componenten (actieve stabiliteit en propriocepsis) extra getraind worden om dit gebrek aan passieve stabiliteit te compenseren.

Conservatief traject (3-6 maanden)

De keuze voor een conservatief traject wordt gemaakt op basis van de mate van instabiliteit, aard en intensiteit van sportbeoefening, leeftijd, conditie van de knie en de hulpvraag van de patiënt. U bepaalt in samenspraak met de fysiotherapeut en/of orthopeed of het verstandig is om voor een voorste kruisband reconstructie te kiezen of niet. Dit is voor iedere persoon afhankelijk van verschillende factoren zoals hierboven benoemd.

Ongeveer 50% van de patiënten die geen operatie ondergaat, lukt het een stabiele knie te krijgen waarmee ze kunnen sporten en bewegen. Uit onderzoek is gebleken dat bij mensen <25 jaar een operatie vaker noodzakelijk is. Bij ouderen heeft een conservatief beleid meer kans op succes. Conservatieve behandeling kan wel leiden tot functionele instabiliteit, secundaire osteoartritis en een verhoogd risico op meniscusletsel.

Conservatieve fysiotherapeutische behandeling bestaat uit functionele oefentherapie gericht op verbeteren van mobiliteit, spierkracht, stabiliteit en coördinatie. Deze onderdelen zullen in verschillende fases getraind worden.

Fase 1

In de meeste gevallen is er sprake van vorming van zwelling na het traumamoment. Dit heeft vaak een gevolg voor de mobiliteit in de knie en is er mogelijk moeite met het strekken en/of buigen van de knie.

Fase 2

De nadruk in deze fase ligt op het verbeteren van de kracht, coördinatie en stabiliteit. Wanneer de oefeningen geen reactie (zoals een dikke knie of pijn in de knie) geven kunnen deze steeds verder worden uitgebouwd. Het doel is om aan het einde van de revalidatie minder dan 10% krachtsverschil te hebben in beide benen.

Fase 3

Wanneer het krachtsverschil <20% is kan worden begonnen met loopvormen en plyometrische oefeningen. De plyometrische oefeningen worden eerst voorwaarts gedaan, later ook zijwaarts. Ook wordt dit uitgebouwd van tweebenig naar eenbenig. Aan het einde van deze fase wordt ook een sprongtest gedaan. Het doel van deze test is minder dan 10% verschil tussen het linker- en rechterbeen.

Fase 4

De laatste fase is de sportspecifieke fase. Er kan worden gewerkt aan een terugkeer naar de sport wanneer het verschil bij de krachttesten sprongtesten <10% is en de knie stabiel aanvoelt. De oefeningen in deze fase zijn passend bij de sport waarin de patiënt wil terugkeren.